Meer mobiel met klikken en verkennen

Door: Tim in ’t Veld

Een artikel n.a.v. een workshop op 26 februari 2017 van Dan Kish, die een radicaal ander curriculum voorstelt voor mobiliteitstraining o.b.v. zijn visie: “Blind zijn is niet het ontbreken van zicht, maar de wereld op een andere manier waarnemen”. Een must-read voor iedereen die anders waarneemt, maar ook voor mobiliteitsinstructeurs en niet in de laatste plaats voor ontwikkelaars van ‘assistive technology’ op het gebied van mobiliteit.

Inhoud

Daniel Kish

Daniel Kish is wereldberoemd vanwege zijn expertise op het gebied van echolocatie, waarmee blinden een beeld kunnen krijgen van hun omgeving door te luisteren naar de echo’s van het klikken met hun tong. Tijdens een workshop op 26 februari in Brussel leerde ik meer over deze techniek en Daniel’s visie op de mobiliteit van visueel gehandicapten. In dit artikel analyseer ik zijn ideeën op het gebied van alternatieve waarneming en mobiliteitsinstructie, en ik bespreek hoe we deze benadering kunnen meenemen bij het ontwerpen van effectieve technische mobiliteitshulpmiddelen.

Na enig zoekwerk – hulp vragen in Brussel blijft met mijn gebrekkige Frans een uitdaging – vind ik de Starbucks waar we verzamelen. Meteen valt op dat we een onafhankelijke groep hebben: de meeste deelnemers hebben een stok en/of hond maar begeleiders zijn er niet. Daniel en zijn blinde collega-mobiliteitsinstructeur Thomas Tajo gaan de groep voor, waarbij Daniel voortdurend met zijn hondenklikkertje klikt zodat de groep hem kan volgen. Het station uitkomen is lastig maar daarna volgt iedereen netjes naar een nabijgelegen overdekte winkelstraat.

Echolocatie

Daniel vertelt ons zijn verhaal. Hij is de vijftigjarige directeur van de Amerikaanse organisatie “World Access for the Blind“. Hij was in America de eerste blinde mobiliteitsinstructeur en is vooral bekend vanwege zijn talent voor echolocatie. Hij klikt met zijn tong (voor wie nog moeite heeft met deze kliktechniek heeft hij hondenklikkers en castagnetten). De echo’s van deze klikjes geven hem een beeld van zijn omgeving. Is de ruimte open of gesloten en hoe groot is de ruimte? En belangrijker: welke obstakels bevinden zich in de ruimte?

Met voldoende training is het in open gebied mogelijk te horen dat 500 meter verderop een gebouw staat. Maar ook voor mensen met een wat minder gehoor (inclusief hoortoesteldragers) is het meestal goed mogelijk om bijvoorbeeld te bepalen waar in de ruimte mensen staan en niet tegen deze mensen aan te lopen.

Alternatieve waarneming

Het in Europa en de verenigde Staten gangbare mobiliteitscurriculum is begin jaren ’50 ontwikkeld om blind geworden oorlogsveteranen enige zelfstandigheid terug te geven. Uitgangspunt van dit curriculum is dat de visueel gehandicapte ‘zijn zicht mist’. Dit betekent dat hij zijn omgeving niet meer kan waarnemen. Hij kan (relatief mechanistische en onnatuurlijke) strategieën ontwikkelen om deels om dit gemis heen te werken, maar totdat hij zijn zicht terug krijgt zal hij altijd afhankelijk zijn. Gelukkig zijn er goedziende mobiliteitsinstructeurs die hem volgens een behoorlijk vast stramien (“Gij zult exact dit doen en dat nalaten, alleen zo kunt U in enige mate succes bereiken”) aanleren om op vaste routes te lopen. Omdat de instructie primair gericht is op het aanleren van individuele routes zal voor iedere route opnieuw instructie nodig zijn en is de blinde in een nieuwe omgeving ‘reddeloos’.

Daniel stelt een nieuw curriculum voor met als uitgangspunt dat de visueel gehandicapte zijn omgeving op een andere manier waarneemt. In dit model verkrijgt de visueel gehandicapte primair zijn zelfstandigheid door deze “alternatieve waarneming” zo effectief mogelijk te ontwikkelen. Door de informatie van gehoor, gevoel en een eventuele restvisus te combineren en de juiste hulpmiddelen (echolocatie, stok, hond, navigatiesysteem et cetera) te gebruiken kan hij een beeld van zijn omgeving vormen en deze zelfstandig verkennen. Iedereen zal een eigen strategie moeten ontwikkelen om zijn omgeving te verkennen. Voor iedereen zal een verschillende combinatie van technieken en hulpmiddelen nodig zijn, afhankelijk van bijvoorbeeld zintuiglijke / cognitieve mogelijkheden en persoonlijke voorkeur. Bovendien kunnen verschillende situaties om verschillende technieken / hulpmiddelen vragen. Tenslotte zijn hulpmiddelen niet meer dan dat. Dus een hond is in deze visie geen begeleider, maar een krachtig hulpmiddel wat alleen effectief is bij het juiste gebruik mits de gebruiker als hoofddoel houdt om zelf een beeld van zijn omgeving te vormen.

Mobiliteitstraining

In de visie van Daniel Kish is de primaire taak van de mobiliteitsinstructeur om zijn leerling de verschillende technieken aan te bieden, hem in het gebruik hiervan te trainen en hem te begeleiden in het vinden van de voor hem meest effectieve strategie om zijn omgeving te verkennen. Visueel gehandicapten die succesvol zelfstandig reizen zijn mensen die een sterke motivatie hebben om zelfstandig te bewegen, beschikken over een uitstekend vermogen om situaties te beoordelen en goede probleemoplossende vaardigheden bezitten. Deze vaardigheden hangen deels samen met de (cognitieve) mogelijkheden van een persoon, maar belangrijker is dat mensen op de juiste manier worden uitgedaagd. Vooral kinderen zijn van nature exploratief ingesteld en leren al doende hoe ze met verschillende technieken moeten om gaan. Voor mijn ouders was het soms ongetwijfeld irritant toen ik als dreumes met mijn eerste loopkarretje alle hoeken van de kamer ramde en het was erg eng toen ik voor het eerst zelf op pad ging, maar zulk grensverleggend gedrag is wel de manier waarop een kind iets leert. Als opvoeders en instructeurs moeten wij vooral kinderen de juiste technieken aanrijken en ze vervolgens – uiteraard binnen zekere veiligheidsgrenzen – loslaten om zich deze technieken op een natuurlijke manier eigen te maken.

Het plastische brein

Jong geleerd is oud gedaan: hoe eerder een blind kind (spelenderwijs) oefent met echolocatie, des te beter kan hij er in worden. Aan de andere kant heeft het menselijk brein een grote plasticiteit. Met voldoende training heeft Daniel zelfs van laatblinde tachtigers goede echolocators kunnen maken. Het menselijk brein vormt altijd een beeld van de omgeving aan de hand van inputs uit meerdere zintuigen. En als de ogen wegvallen betekent dat niet dat de visuele cortex ongebruikt blijft. Mits iemand voldoende gestimuleerd wordt (door informele ervaringen of formele trainingen) zal het brein de neiging hebben de “beeldvormende” capaciteiten van deze cortex op een andere manier te benutten. Op MRI-scans van goede echolocators zien we bijvoorbeeld duidelijk dat echolocatie hun visuele cortex activeert.

In de praktijk

Na de nodige vragen en discussie gaan we naar een nabijgelegen restaurant voor de lunch om vervolgens naar een park door te lopen. Dan loop je toch nog tegen de beperkingen van de huidige navigatiesystemen aan: het is moeilijk om even het dichtstbijzijnde park te vinden. Maar tenslotte krijgt iemand zijn telefoon zover en zet de groep zich in beweging. In het park doen we wat oefeningen. Zo word ik uitgedaagd om met ogen dicht op basis van uitsluitend echolocatie te bepalen of iemand links of rechts van mij staat. Helaas lukte me dit nog niet, maar ik hoor wel dat het met wat training zou kunnen. Bovendien heb ik voor het eerst in 10 jaar weer met een taststok gelopen – met ogen dicht.

Ik heb een minimale perifere kokervisus (gezichtsscherpte 2%). Daarmee loop ik op hoge snelheden met een soort scantechniek: ik beweeg (zonder daar bij na te denken) mijn hoofd subtiel van links naar rechts, en richt mijn visuele aandacht steeds daar waar ik problemen verwacht. “Visual efficiency” noemen we dat. Onbewust doe ik daarbij veel meer met geluid dan ik me realiseerde. Op aanraden van Daniel liep ik een veilig stukje met uitgeschakelde hoortoestellen. Hoewel dat redelijk gaat zo lang het makkelijk is werd ik erg onzeker toen ik een groepje moest inhalen. Blijkbaar mis ik dan toch auditieve aanwijzingen om mijn blik goed te richten. Dat gaat allemaal onbewust, en voor veel mensen – zeker voor slechtzienden – zal gelden dat ze onbewust meer doen met echolocatie dan ze weten.

Daniel daagde mij uit om meer met een blinddoek te experimenteren. Het uitschakelen van het zeer aanwezige (en in mijn geval tevens energieverslindende) visuele systeem met bijbehorende compensatiemechanismen maakt meer hersencapaciteit vrij om een beeld te vormen van mijn omgeving op basis van geluid en taststok. Het lijkt me uitgesloten dat ik de blinddoek op ga houden, maar ik kan me wel voorstellen dat ik mijn oriëntatievermogen verder kan verbeteren en optimaliseren door dit soort training. Ik ga dit in de komende tijd zeker doen. Ik merk al dat ik met een blinddoek op meer hoor dan zonder. Iedereen die vloeiender zelfstandig wil kunnen reizen zou ik aanraden: ga voor jezelf goed na hoe je je omgeving eigenlijk waarneemt en probeer verschillende methodes te trainen.

Technische hulpmiddelen

Daniel is enthousiast over navigatietechnologie en hij gebruikt sommige apps zoals Blindsquare. Hij is nog zoekende naar de juiste manier om deze technologie in te zetten. Enerzijds staat deze technologie nog in de kinderschoenen: er zijn pas enkele jaren enigszins werkbare oplossingen beschikbaar. Anderzijds heeft hij altijd op een bepaalde manier gewerkt en dan kost het tijd om zo’n totaal nieuwe technologie in de routine in te passen.

Het potentieel van de huidige (navigatie – ) technologie om visueel gehandicapten meer zelfstandig te laten reizen is zeer groot. Het is nu reeds mogelijk om met de juiste technische kennis en vaardigheden een ongekende mate van zelfstandigheid te bereiken bij het reizen, en we staan pas aan het begin van wat technisch mogelijk is. Tegelijkertijd denk ik dat nog grote stappen moeten worden gezet in het ontwerpen van oplossingen die voor bredere gebruikersgroepen makkelijk in de reisroutine in te passen zijn en de technische mogelijkheden optimaal benutten.

Naar mijn mening kunnen we uit bovenstaande ideeën belangrijke aanwijzingen afleiden over de richting waar in we het ontwerp van mobiliteitshulpmiddelen kunnen verbeteren. Als ontwerper van mobiliteitshulpmiddelen heb ik van deze workshop de boodschap meegenomen dat mijn oplossing een gereedschap is, geen begeleider. Hoe goed we een apparaat ook maken en hoe veel taken het ook van de gebruiker overneemt, de gebruiker moet het apparaat zelf op de juiste manier gebruiken en daar moeten we het ontwerp op afstemmen. We moeten steeds voor ogen houden dat te veel “denken voor de gebruiker” vaak averechts werkt. Het ontwerp moet er op gericht zijn de gebruiker heel snel en efficiënt informatie over zijn omgeving te laten verzamelen. Daarbij is de rolverdeling: de gebruiker denkt en neemt beslissingen, het apparaat ondersteunt hem daarbij door toegang te geven tot de benodigde informatie.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *